woensdag 7 november 2012

Both

This year I entered a writing contest for the first time, the Fantasy Strijd Brugge! I was pretty nervous as I discovered the contest close to the deadline so I didn't have much time to come up with a story, and I haven't written in Dutch for -years-, something I was eager to pick up but which I didn't have much experience with.

I ended up 65th out of 213 entries, something I was really satisfied with as I wasn't that confident in my story!! The jury report was pretty positive all in all, too, and their remarks I all agree with, so I'm pretty satisfied for now! I'm really hoping to improve!

Anyway, here is the complete story I entered. As it was a Dutch contest it's in Dutch (obviously), but I might translate it into English one day =)



Beiden
“Sylus...”
“Het boek zegt dat we naar links moeten.”
Ik wil je zeggen dat er daar niets is, alleen maar bomen en struiken, maar als het boek je zegt dat we naar links moeten dan heeft het toch geen zin. Waarom zou je naar mij luisteren als het boek, dat we al wekenlang volgen, je zegt dat we hier naar links moeten? Dus ik zucht en volg je van het pad af, dieper het bos in.
De lucht heeft een zieke kleur.  Alsof er iemand daarboven melk heeft gemengd met bloed en het tussen de lichtgrijze wolken heeft uitgesmeerd. Zou het boek daar ook wat over zeggen? Je kijkt zo geconcentreerd naar de weg dat ik het je niet durf te vragen. Je houdt het boek open en ik zie de tekens langzaam veranderen met elke beslissing die je neemt. 

Het boek is gebonden aan je, dat weet ik ook wel. Je hebt de prijs er voor betaald. Ik hoor je nog schreeuwen, daar in die donkere kamer in de kelder van de universiteit. Het bloed liep over de vloer terwijl de ketting van tekens in je armen sneed. Ik wilde je helpen maar je schreeuwde dat ik weg moest blijven. Ik wilde je helpen... en toen was het al voorbij. Bloedend lag je daar, maar je lachte, je lachte terwijl je je boek vasthield. Sinds die dag heb je het niet los gelaten. 

Gisteren zagen we nog een boerderij in de verte, maar zo diep in het bos leeft niemand. Af en toe kijk je naar het boek. Ik wil je zo veel zeggen. Dat we naar huis moeten gaan, dat we genoeg gereist hebben, dat je het boek niet nodig hebt. Maar ik heb dat allemaal al zo vaak gezegd, en ik zou niet weten waarom je deze keer wel naar me zou luisteren.

Met het boek op je hand leid je me diep het bos in. Ik twijfel er niet aan dat je precies weet waar we heen gaan, ook al zijn we hier nog nooit geweest. “Het boek zegt... Hier.” Nog twee stappen en ik zie de verlaten silo tussen de bomen. Het dak is ingestort en er groeit een jonge boom naar buiten. De muren staan scheef en zodra we dichterbij komen zie ik dat er geen deur meer is. Waarom staat er hier, midden in het bos, een oude silo? Ik zie geen teken van een verlaten boerderij of iets dergelijks.

“Is het hier?” “Ja.” Geen uitleg. Het boek weet alles. Maar ik kan het me nog maar moeilijk voorstellen. Op deze verlaten plek, nadat we zo veel hebben doorstaan, hebben meegemaakt, is het hier? Het object dat we nodig hebben om weer terug te kunnen, om het boek te sluiten zodat het je eindelijk de waarheid kan vertellen waar je al zo lang naar verlangt. Hier?

Zodra we voor de silo staan slaat het boek zichzelf dicht. Ik hou mijn adem in, kan me niet eens herinneren wanneer het boek voor het laatst dicht ging. Zelfs als je slaapt is het open. Ik heb de tekens gezien die veranderen terwijl je droomt. 

Natuurlijk laat je het boek niet los, maar ik zie je twijfel als je naar binnen stapt. Ik zie alleen je donkergroene cape en je halflange zwarte haar terwijl je langzaam naar voren loopt. Als de veer hier is... Dan is het allemaal voorbij. Over. Dan kunnen we terug. Hoeven we niet meer te vechten tegen de woorden in je hoofd... 

Zodra ik je naar binnen volg zie ik het. Ik snap niet waarom jij het niet ziet. Het licht... Rood licht, uit het boek. De band bedekt het, maar de pagina’s lichten rood op ook al is het gesloten. Je had dus toch gelijk. Hier is het. Wederom herinner ik me de kelder onder de universiteit. Het bloed, het rode licht... Het kan niet anders dan dat het hier is. Het boek klampte zich vast aan jou en nu staan we hier op deze verlaten plek.
“Het boek...,” fluister ik als ik zie dat je blijft rondkijken. “Ik weet het. Maar het is...” Een oorverdovende kreet en ik ren naar je toe. Ik zie je vechten om het boek dicht te houden, maar het is sterker dan jij bent en vliegt open. Een moment zie ik niks behalve het rode licht dat me vanaf de pagina’s toesnelt. De tekens bewegen sneller dan ik ooit heb gezien, en ze zijn niet meer zwart, maar rood alsof ze met bloed in plaats van inkt zijn geschreven.

Het boek ligt nog steeds op je hand als je door je knieen zakt en het nogmaals uitschreeuwt. Bloed druppelt uit je neus. Ik probeer je vast te houden, maar net als toen duw je me weg.
“Raak me niet aan!”
“Laat het los! Laat het boek los!”
“Denk je dat dat nog kan?!” schreeuw je terwijl je wild met je arm begint te zwaaien. Nee, je laat het boek niet los. Het boek laat jou niet los. Diep van binnen wist ik het wel, maar op dat moment dringt het pas tot me door dat jullie één zijn. Er is geen jij en er is geen boek; er is alleen een eenheid waarvan ik besef dat ik het niet echt ken.

 “Het moet hier zijn!” De veer. Het is het enige wat we nog nodig hebben. De inkt... jouw bloed, en het boek. De veer waarmee het boek ooit geschreven is, het enige object waarmee je controle kan krijgen over wat het boek je vertelt. 

“Het moet hier toch ergens zijn!” Terwijl het boek druk heen en weer bladert zie ik je zoeken. Onvrijwillig zoek ik met je mee. De veer... Je zei dat het boek vertelde dat het hier was. Maar er is niks in deze vervallen plek behalve de jonge boom in het midden. Alleen aarde en onkruid. Het boek bladert sneller en sneller en als ik je hoor schreeuwen neem ik onvrijwillig een stap naar achteren. 

We hebben de veer nodig. Je wilde die dag niet meer wachten. Niemand wist waar de veer was, maar jij wilde niet meer wachten en zoeken. Je moest het weten, wat er die dag gebeurd was toen je van huis vertrok en terugkwam bij niets meer dan een hoop as. Je eigen zus met de noorderzon vertrokken, je hele dorp in puin. Waarom?! Met je eigen bloed als inkt bond je het boek aan je met een gewone veer. Hoopte, dacht dat je sterk genoeg was. Maar het Boek der Waarheid zegt je niks zolang je het niet kan dwingen.
Het is te laat. Je ligt op de grond, het boek  nog steeds in je handen. “Sylus!” Je naam heeft geen betekenis meer nu je er niet meer op reageert. De tekens sijpelen langzaam uit het boek, langs je armen onder je kleren over je hele lichaam. “De veer...” fluister ik terwijl het tot me door dringt dat het hier niet is. Het boek heeft ons niet naar de veer gebracht. Natuurlijk niet. Waarom zou het boek ons naar het enige object brengen waarmee we het onder controle kunnen krijgen? 

Ik neem een stap naar achter als je bloedrode ogen openspringen. “Sylus...” Je bent er niet meer. Dit zijn niet jouw ogen. Ik weet niet wie het wel is. Het boek? Ik volg je al sinds je me meenam uit het verlaten huis. Ik volgde je, en beetje bij beetje begon ik je te snappen. De wanhoop die je dreef, de uitzichten waar je zo van genoot, de toekomst die je voor je zag.

Maar het boek heb ik nooit begrepen, hoe vaak je het er ook over had. Je wilde het hebben, je wilde het per se aan je binden omdat het het enige ter wereld was wat je de waarheid kon laten zien. De waarheid die je nodig had om te overleven. En nu kronkel je op de grond, schreeuwend, kruipend...

Ik heb je ooit een belofte gedaan waar jij niks van wist. Terwijl je lichaam rood kleurt van de tekens neem ik langzaam een stap naar voren. Je schreeuwt iets, maar ik versta het niet. Ik weet niet eens of het wel woorden zijn. Je waarschuwt me dat ik weg moet blijven, misschien. Alsof dat nu nog een mogelijkheid is.
“Sylus...” Waarom je me meenam heb ik nooit begrepen. Misschien omdat je wel wist hoeveel ik om je gaf, wat ik voor je zou doen. Misschien omdat je begreep dat ik het alleen niet zou redden. Ik kruip naar je toe, hopend dat je me herkent, hopend op een teken... De aarde zit om je heen, je kleren zitten onder... De boom achter je heeft al zijn bladeren verloren. 

“Ik beloofde je...” fluister ik terwijl ik naast je kniel, “dat je bij het einde niet alleen zou zijn.” Ik leg mijn hand op het boek en het valt uiteen in duizenden asdeeltjes. Het heeft geen papier meer nodig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten