I ended up 65th out of 213 entries, something I was really satisfied with as I wasn't that confident in my story!! The jury report was pretty positive all in all, too, and their remarks I all agree with, so I'm pretty satisfied for now! I'm really hoping to improve!
Anyway, here is the complete story I entered. As it was a Dutch contest it's in Dutch (obviously), but I might translate it into English one day =)
Beiden
“Sylus...”
“Het boek zegt dat we naar links moeten.”
Ik wil je zeggen dat er daar niets is, alleen maar bomen en struiken, maar als het boek je zegt dat we naar links moeten dan heeft het toch geen zin. Waarom zou je naar mij luisteren als het boek, dat we al wekenlang volgen, je zegt dat we hier naar links moeten? Dus ik zucht en volg je van het pad af, dieper het bos in.
“Het boek zegt dat we naar links moeten.”
Ik wil je zeggen dat er daar niets is, alleen maar bomen en struiken, maar als het boek je zegt dat we naar links moeten dan heeft het toch geen zin. Waarom zou je naar mij luisteren als het boek, dat we al wekenlang volgen, je zegt dat we hier naar links moeten? Dus ik zucht en volg je van het pad af, dieper het bos in.
De lucht heeft een zieke
kleur. Alsof er iemand daarboven melk
heeft gemengd met bloed en het tussen de lichtgrijze wolken heeft uitgesmeerd.
Zou het boek daar ook wat over zeggen? Je kijkt zo geconcentreerd naar de weg
dat ik het je niet durf te vragen. Je houdt het boek open en ik zie de tekens
langzaam veranderen met elke beslissing die je neemt.
Het boek is gebonden aan je, dat
weet ik ook wel. Je hebt de prijs er voor betaald. Ik hoor je nog schreeuwen,
daar in die donkere kamer in de kelder van de universiteit. Het bloed liep over
de vloer terwijl de ketting van tekens in je armen sneed. Ik wilde je helpen
maar je schreeuwde dat ik weg moest blijven. Ik wilde je helpen... en toen was
het al voorbij. Bloedend lag je daar, maar je lachte, je lachte terwijl je je
boek vasthield. Sinds die dag heb je het niet los gelaten.
Gisteren zagen we nog een boerderij
in de verte, maar zo diep in het bos leeft niemand. Af en toe kijk je naar het
boek. Ik wil je zo veel zeggen. Dat we naar huis moeten gaan, dat we genoeg
gereist hebben, dat je het boek niet nodig hebt. Maar ik heb dat allemaal al zo
vaak gezegd, en ik zou niet weten waarom je deze keer wel naar me zou
luisteren.
Met het boek op je hand leid je me
diep het bos in. Ik twijfel er niet aan dat je precies weet waar we heen gaan,
ook al zijn we hier nog nooit geweest. “Het boek zegt... Hier.” Nog twee
stappen en ik zie de verlaten silo tussen de bomen. Het dak is ingestort en er
groeit een jonge boom naar buiten. De muren staan scheef en zodra we dichterbij
komen zie ik dat er geen deur meer is. Waarom staat er hier, midden in het bos,
een oude silo? Ik zie geen teken van een verlaten boerderij of iets dergelijks.
“Is het hier?” “Ja.” Geen uitleg.
Het boek weet alles. Maar ik kan het me nog maar moeilijk voorstellen. Op deze
verlaten plek, nadat we zo veel hebben doorstaan, hebben meegemaakt, is het
hier? Het object dat we nodig hebben om weer terug te kunnen, om het boek te
sluiten zodat het je eindelijk de waarheid kan vertellen waar je al zo lang
naar verlangt. Hier?
Zodra we voor de silo staan slaat
het boek zichzelf dicht. Ik hou mijn adem in, kan me niet eens herinneren
wanneer het boek voor het laatst dicht ging. Zelfs als je slaapt is het open.
Ik heb de tekens gezien die veranderen terwijl je droomt.
Natuurlijk laat je het boek niet
los, maar ik zie je twijfel als je naar binnen stapt. Ik zie alleen je
donkergroene cape en je halflange zwarte haar terwijl je langzaam naar voren
loopt. Als de veer hier is... Dan is het allemaal voorbij. Over. Dan kunnen we
terug. Hoeven we niet meer te vechten tegen de woorden in je hoofd...
Zodra ik je naar binnen volg zie ik
het. Ik snap niet waarom jij het niet ziet. Het licht... Rood licht, uit het
boek. De band bedekt het, maar de pagina’s lichten rood op ook al is het
gesloten. Je had dus toch gelijk. Hier is het. Wederom herinner ik me de kelder
onder de universiteit. Het bloed, het rode licht... Het kan niet anders dan dat
het hier is. Het boek klampte zich vast aan jou en nu staan we hier op deze
verlaten plek.
“Het boek...,” fluister ik als ik
zie dat je blijft rondkijken. “Ik weet het. Maar het is...” Een oorverdovende
kreet en ik ren naar je toe. Ik zie je vechten om het boek dicht te houden,
maar het is sterker dan jij bent en vliegt open. Een moment zie ik niks behalve
het rode licht dat me vanaf de pagina’s toesnelt. De tekens bewegen sneller dan
ik ooit heb gezien, en ze zijn niet meer zwart, maar rood alsof ze met bloed in
plaats van inkt zijn geschreven.
Het boek ligt nog steeds op je hand
als je door je knieen zakt en het nogmaals uitschreeuwt. Bloed druppelt uit je
neus. Ik probeer je vast te houden, maar net als toen duw je me weg.
“Raak me niet aan!”
“Laat het los! Laat het boek los!”
“Denk je dat dat nog kan?!” schreeuw je terwijl je wild met je arm begint te zwaaien. Nee, je laat het boek niet los. Het boek laat jou niet los. Diep van binnen wist ik het wel, maar op dat moment dringt het pas tot me door dat jullie één zijn. Er is geen jij en er is geen boek; er is alleen een eenheid waarvan ik besef dat ik het niet echt ken.
“Raak me niet aan!”
“Laat het los! Laat het boek los!”
“Denk je dat dat nog kan?!” schreeuw je terwijl je wild met je arm begint te zwaaien. Nee, je laat het boek niet los. Het boek laat jou niet los. Diep van binnen wist ik het wel, maar op dat moment dringt het pas tot me door dat jullie één zijn. Er is geen jij en er is geen boek; er is alleen een eenheid waarvan ik besef dat ik het niet echt ken.
“Het moet hier zijn!” De veer. Het is het
enige wat we nog nodig hebben. De inkt... jouw bloed, en het boek. De veer
waarmee het boek ooit geschreven is, het enige object waarmee je controle kan
krijgen over wat het boek je vertelt.
“Het moet hier toch ergens zijn!”
Terwijl het boek druk heen en weer bladert zie ik je zoeken. Onvrijwillig zoek
ik met je mee. De veer... Je zei dat het boek vertelde dat het hier was. Maar
er is niks in deze vervallen plek behalve de jonge boom in het midden. Alleen
aarde en onkruid. Het boek bladert sneller en sneller en als ik je hoor
schreeuwen neem ik onvrijwillig een stap naar achteren.
We
hebben de veer nodig. Je wilde die dag niet meer wachten. Niemand wist waar
de veer was, maar jij wilde niet meer wachten en zoeken. Je moest het weten,
wat er die dag gebeurd was toen je van huis vertrok en terugkwam bij niets meer
dan een hoop as. Je eigen zus met de noorderzon vertrokken, je hele dorp in
puin. Waarom?! Met je eigen bloed als inkt bond je het boek aan je met een gewone
veer. Hoopte, dacht dat je sterk genoeg was. Maar het Boek der Waarheid zegt je
niks zolang je het niet kan dwingen.
Het is te laat. Je ligt op de
grond, het boek nog steeds in je handen.
“Sylus!” Je naam heeft geen betekenis meer nu je er niet meer op reageert. De
tekens sijpelen langzaam uit het boek, langs je armen onder je kleren over je
hele lichaam. “De veer...” fluister ik terwijl het tot me door dringt dat het
hier niet is. Het boek heeft ons niet naar de veer gebracht. Natuurlijk niet.
Waarom zou het boek ons naar het enige object brengen waarmee we het onder
controle kunnen krijgen?
Ik neem een stap naar achter als je
bloedrode ogen openspringen. “Sylus...” Je bent er niet meer. Dit zijn niet
jouw ogen. Ik weet niet wie het wel is. Het boek? Ik volg je al sinds je me
meenam uit het verlaten huis. Ik volgde je, en beetje bij beetje begon ik je te
snappen. De wanhoop die je dreef, de uitzichten waar je zo van genoot, de
toekomst die je voor je zag.
Maar het boek heb ik nooit begrepen,
hoe vaak je het er ook over had. Je wilde het hebben, je wilde het per se aan
je binden omdat het het enige ter wereld was wat je de waarheid kon laten zien.
De waarheid die je nodig had om te overleven. En nu kronkel je op de grond,
schreeuwend, kruipend...
Ik heb je ooit een belofte gedaan
waar jij niks van wist. Terwijl je lichaam rood kleurt van de tekens neem ik
langzaam een stap naar voren. Je schreeuwt iets, maar ik versta het niet. Ik
weet niet eens of het wel woorden zijn. Je waarschuwt me dat ik weg moet
blijven, misschien. Alsof dat nu nog een mogelijkheid is.
“Sylus...” Waarom je me meenam heb
ik nooit begrepen. Misschien omdat je wel wist hoeveel ik om je gaf, wat ik
voor je zou doen. Misschien omdat je begreep dat ik het alleen niet zou redden.
Ik kruip naar je toe, hopend dat je me herkent, hopend op een teken... De aarde
zit om je heen, je kleren zitten onder... De boom achter je heeft al zijn
bladeren verloren.
“Ik beloofde je...” fluister ik
terwijl ik naast je kniel, “dat je bij het einde niet alleen zou zijn.” Ik leg
mijn hand op het boek en het valt uiteen in duizenden asdeeltjes. Het heeft geen
papier meer nodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten